Het goede nieuws: Elvis Costello in zijn "klassieke" hoedanigheid is niet meer de valse kraai van de cd The Juliet Letters met het Brodsky Quartet. Minpunt blijft dat hij na de samenwerking met Anne Sofie von Otter en Burt Bacharach nog altijd de beperkingen van zijn matige stembereik niet heeft leren inzien.
De invloed van Bacharach op North, Costello's solodebuut voor Deutsche Grammophon, is evident uit de ambitieuze composities en de tijdloze sfeer van romantische teksten, waarin vallende bladeren als metafoor dienen voor de herfst van het leven.
Als zanger is Costello echter geen Dionne Warwick en zelfs geen B.J. Thomas. Hoewel hij de enorme, Bacharachiaanse intervallen en de vrije val in het baritonregister maar moeizaam doorstaat, weerhoudt dat hem er niet van om er regelmatig flink op los te galmen.
Het best werkt de introspectie van jazzy stukken met pianist Steve Nieve en bassist Brad Jones, of de hereniging met het Brodsky Quartet in het relatief eenvoudige "Still." Met orkest irriteert Costello's eeuwig verkouden timbre dat in popsongs als "Alison" en "I Want You" juist zo effectief was, en rest de vraag of de op zich sterke nummers van North niet veel beter gediend zouden zijn door iemand (Norah Jones?) die echt kan zingen.
|